De gemeente kent twee soorten investeringen. Investeringen met een economisch nut en investeringen met een maatschappelijk nut. Investeringen met een economisch nut zijn alle investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en/of die verhandelbaar zijn. Dit kan bijvoorbeeld door de kosten ervan in tarieven te verwerken (denk aan het rioolrecht). Alle andere investeringen zijn investeringen met maatschappelijk nut. U leest hier hoe de gemeente haar investeringen financiert.
Investeringen met een maatschappelijk nut via totaal financiering
Dit betekent dat de gemeente als één geheel wordt beschouwd. Dus alle inkomsten en uitgaven worden hierbij betrokken. De achterliggende gedachte is dat tijdelijke overschotten van de ene activiteit een andere activiteit kunnen financieren. Deze wijze van financieren heet ook wel 'totaalfinanciering'. Het rentepercentage is voor 2018 0%. Dit is gelijk aan de rente voor de al aanwezige activa. Voor investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut hebben we bestemmingsreserves om de afschrijvingslasten te dekken.
Investeringen met een economisch nut zonder verband met gebruiksgoederen via projectfinanciering
Van projectfinanciering is er sprake wanneer een lening extern is aangetrokken ten behoeve van de financiering van een specifiek project, een specifieke activiteit. Investeringen in gebruiksgoederen vallen hier niet onder. Het rentepercentage voor deze leningen is voor 2018 2,8%. Dit is de huidige langjarige rente. Hoe de rente zich gaat ontwikkelen is onzeker. De verwachting is echter dat deze eerder zal stijgen dan dalen.
Voor grondexploitaties geldt een andere rente. Het BBV schrijft hiervoor een berekening voor. De rente is voor 2018 1,03%. Wordt voor een specifieke grondexploitatie gebruik gemaakt van projectfinanciering? Dan wordt op het rentepercentage voor deze specifieke grondexploitatie een uitzondering gemaakt.
Mogelijk stijgende rente op de kapitaal markt is een belangrijk risico
Het effect van een stijgende rente is voor nieuwe investeringen met een economisch nut erg groot. Dit omdat we daar per investering een nieuwe lening voor aantrekken.Voor de gebruikelijke reserves geldt een rente van 1,6%. Dit is het percentage voor de inflatiecorrectie.
Twee mogelijkheden om renterisico’s bij projectfinanciering af te dekken
Deze kunnen we inzetten als er zekerheid is over hoeveel we willen investeren. Deze zekerheid is er bij het vaststellen van de begroting. Deze mogelijkheden zijn wel kostbaar. Ook mogen ze geen schijn van speculeren in zich hebben. De mogelijkheden zijn:
1. Het aantrekken van een langlopende lening als gekoppelde projectfinanciering
Hierbij leen je gelijk alle middelen voor het projecten in een bepaald jaar. Het nadeel van deze variant is dat er geld wordt aangetrokken dat nog niet (geheel) nodig is. Hierover moeten we wel rente betalen. Dit risico geldt tot het moment waarop het aangetrokken bedrag geheel is aangewend.
2. Een langlopende lening aantrekken met uitgestelde storting
Hierbij spreek je af wat je gaat lenen en tegen welk rentepercentage. Het geld krijg je pas als je het nodig hebt. De rente die je afspreekt hoger is dan de dan geldende marktrente. Het is onzeker hoe de rente zich ontwikkeld tijdens de periode van de lening. Dit kan zowel positief als negatief uitpakken.