Ad 1) Grondexploitaties gaan uit van schattingen
Het exploiteren van grond is risicovol. Het gaat vaak om langlopende exploitaties, waarbij inschattingen gedaan worden. Bijvoorbeeld over marktontwikkelingen, snelheid, kosten en opbrengsten. Op macro-economische ontwikkelingen, zoals de conjunctuur, rentestand, etc. hebben wij als gemeente geen invloed. Maar we kunnen deze ontwikkelingen wel signaleren en er goed op reageren. Daarom nemen wij de volgende maatregelen om de risico's te beheersen:
- Wij treffen verliesvoorzieningen als wij een tekort op grondexploitaties verwachten;
- Wij voeren een risicowaardering uit bij actieve grondexploitaties. Dat doen wij met een Montecarlo-analyse;
- Wij stellen projectspecifieke risicomatrixen op bij de grote projecten;
- Wij voeren een risicowaardering uit bij strategische gronden (MVA).
De grondexploitaties met het grootste risicoprofiel zijn nu:
- complexen 34 en 38 (De Munt II fasen 1 en 2);
- complex 65 (Ens Zuidoost);
- complex 50 (Centrumplan Emmeloord) en
- complex 82 (Wellerwaard).
Ad 2a) Zorg (WMO) kan duurder uitvallen
Als gemeente leveren wij zorgvoorzieningen, zoals huishoudelijke hulp, rolstoelen en trapliften. Dit is een wettelijke verplichting vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Wij moeten goede zorg leveren aan iedereen die dat nodig heeft. Hoeveel dat kost, is vooraf niet precies te voorspellen. Vooraf weten wij namelijk niet hoeveel vraag er in 2018 is en welke voorzieningen de mensen nodig hebben. Dit kan betekenen dat er meer kosten worden gemaakt dan begroot. Bijvoorbeeld als er in één jaar veel dure voorzieningen nodig zijn, zoals aanpassingen in woningen. Het risico bestaat dan dat het budget wordt overschreden. Want inwoners hebben recht op de zorg, ook als het budget op is (zgn. open-einde regeling).
Ad 2b) Jeugdhulp kan duurder uitvallen
De gemeente is verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp. De gemeente moet de hulp die nodig is, aanbieden en betalen. Net als bij de WMO is dat een open-einde regeling. Vooraf is niet precies te voorspellen hoe groot de vraag om jeugdhulp per jaar zal zijn. En daarom ook niet of de kosten ervan binnen het budget blijven.
De gemeente kan sturen op lokaal samenhangende zorg voor gezinnen en kinderen. De transitie ligt achter ons. Er wordt nu gewerkt aan inhoudelijke vernieuwing. Dit is vooral gericht op het hanteren van een andere werkwijze bij de gezinnen. Ook zit de vernieuwing in het ontwikkelen van een nieuwe zorginfrastructuur binnen de gemeente. Dat doen wij met de opbouw van sociale teams, een interventieteam en een specialistentafel. Het doel daarvan is om zo snel, dichtbij en licht als mogelijk ondersteuning te kunnen bieden. Dit past bij de nieuwe jeugdwet. Deze vernieuwing sluit beter aan bij de hulpvraag van onze inwoners, maar kost tijd en geld.
De verwachte overschrijding wordt afgedekt door te onttrekken aan de reserve sociaal domein en is meerjarig becijferd. Het doel is dat jongeren de hulp krijgen die nodig is en binnen het beschikbare budgetten van 2020.
Ad 2c) Inkoop WMO-zorg en jeugdhulp veranderen
Om de WMO-zorg en jeugdhulp te leveren, kopen wij zorg bij circa 50 aanbieders. Er zijn signalen dat de tarieven die wij hen daarvoor betalen, misschien niet kostendekkend zijn. In 2018 worden de tarieven daarom verder besproken. Dat gebeurt als onderdeel van het systeem van inkoop en transformatie en in samenhang met de doorontwikkeling van het zorglandschap. Misschien moeten de tarieven voor 2018 aangepast worden. De financiële gevolgen daarvan zijn lastig te schatten. Want de kans bestaat dat het beroep op algemene voorzieningen toeneemt en het beroep op (duurdere) maatwerkvoorzieningen afneemt.
Ad 3) Lening ziekenhuis is een laag risico op niet-afbetalen
Het ziekenhuis (MC Groep) heeft geld van ons geleend via een achtergestelde lening. Geld uitlenen is altijd een risico, omdat de kans bestaat dat de lening niet terugbetaald wordt. Voor de lening aan het ziekenhuis is bedraagt risico € 2,4 miljoen. Als het risico van niet afbetalen zich voordoet, dient het daadwerkelijk verlies te worden genomen. Wij verwachten dat het ziekenhuis in 2019 de eerste aflossing doet.
Ad 4) Garantstelling HVC
Wij zijn als gemeente aandeelhouder van het afvalverwerkingsbedrijf HVC. En wij staan ook garant voor dit bedrijf. Dit betekent dat wij het risico lopen dat wij verliezen van HVC aan moeten vullen. Elke aandeelhouder was hoofdelijk aansprakelijk voor alle gegarandeerde leningen van HVC. Medio dit jaar is de hoofdelijke aansprakelijkheid aangepast naar rato van het aantal aandelen van aandeelhouders. Deze aanpassing heeft geen invloed op de garantstellingsprovisie.
Het financiële resultaat van HVC is nu positief. In de recente jaarcijfers over 2016 kwam het resultaat uit op € 7,6 miljoen positief en de verwachtingen voor komende jaren zijn ook positief. Maar dit is geen garantie voor blijvende goede resultaten. Want door betere afvalscheiding zal HVC, in de toekomst, minder huishoudelijk restafval uit van haar aandeelhouders krijgen. HVC zal dan voor ongeveer 80% afhankelijk zijn van bedrijfsafval en van restafval uit het buitenland. Dit kan lagere inkomsten voor HVC betekenen, want de prijzen voor buitenlands– en bedrijfsafval komen tot stand door vraag en aanbod op de markt.
Het college heeft in het rekenkameronderzoek HVC aangegeven dat men de functie van commissaris van HVC graag ingevuld ziet worden door een (oud) bestuurder uit Flevoland om zo meer invloed te krijgen in de besluitvorming van belangrijke onderwerpen. De heer Anker (oud wethouder Almere) is benoemd als nieuw lid van de raad van commissarissen van HVC. Tijdens de AvA HVC in juni 2017 heeft HVC de discussie gestart over de meerwaarde van HVC in de warmtetransitie en hoe deze rol strategisch moet worden ingevuld door HVC. Noordoostpolder is van mening dat warmte geen nutstaak is. Noordoostpolder heeft zich op de AvA HVC kritisch uitgelaten over investeringen in warmtenetten.
Ad 5) Tertiaire garantstelling woningcorporaties
De gemeente staat garant voor leningen van de woningcorporaties. Woningcorporaties kunnen door deze garantstelling geld lenen tegen een lagere rente. De gemeente vervult een tertiaire achtervangfunctie. Dit betekent dat het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) eerst aansprakelijk wordt gesteld. Voor zo ver het WSW niet kan bijdragen, zal de gemeente verplicht zijn om een renteloze lening te verstrekken aan het WSW. Daarom heet onze garantstelling een tertiaire (= 3e) garantstelling. Wij staan nu garant voor in totaal € 74 miljoen.
Ad 6) Wet sociale werkvoorziening
Wij betalen als gemeente de kosten van de sociale werkvoorziening. Daarvoor ontvangen wij een vergoeding van het Rijk. Op dit gebied lopen wij twee risico’s. Ten eerste daalt de vergoeding die wij van het Rijk ontvangen. Die daling is van € 25.100 per Wsw medewerker in 2016 naar € 24.707 per persoon in 2020. Deze verlaging dient opgevangen te worden binnen de exploitatie. Daarnaast ontwikkeld het totale budget zicht op basis van een verwachte afbouw van het aantal Wsw medewerkers. Als de werkelijke daling achterblijft bij de verwachte daling, kan er een tekort ontstaan. Tot op heden is de realisatie redelijk in lijn met de (herziene) verwachting van het Rijk gebleken.
Blijfkans WSW | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
% minus efficiencykorting | 96,79% | 92,25% | 87,97% | 84,30% | 79,92% |
Aantal arbeidsjaren | 226,45 | 215,82 | 205,81 | 197,22 | 186,98 |
Ontvangen subsidie (x €1.000) | € 5.716 | € 5.243 | € 4.906 | € 4.598 | € 4.434 |
Per arbeidsjaar | € 25.286 | € 24.749 | € 24.682 | € 24.707 | € 24.707 |
Ad 7) Vennootschapsbelasting
Sinds 2016 moeten gemeenten vennootschapsbelasting betalen. Begin 2018 wordt de eerste aangifte ingediend, over het jaar 2016. Het werkelijke resultaat en de verschuldigde belasting kan anders zijn dan de inschatting. Dit risico zal ongeveer € 250.000 per jaar zijn. Dit risico is overigens niet alleen alleen negatief. Want als de vennootschapsbelasting hoger uitvalt, komt dat door betere resultaten op de grondexploitaties. En dus een positief kasstroomeffect.
Totdat er meer zekerheid over de ontwikkelingen is, betalen wij € 150.000 middels een voorlopige aanslag. Zo voorkomen wij 8% belastingrente.
Ad 8) BUIG
Het aantal uitkeringsgerechtigden is de afgelopen periode gestegen. Het is risico bestaat dat de uitkeringslasten hoger uitvallen dan de uitkering die wij van het Rijk krijgen. In 2017 is dat zo en wij verwachten dat dit in 2018 ook zo zal zijn. Een deel van het risico is afgedekt. In 2018 is al een tekort van 4% is begroot. En als het tekort meer dan 7,5% is, kunnen wij compensatie van een vangnetuitkering vanuit het Rijk vragen (vangnetuitkering). Het risico dat wij lopen is dus 3,5%.