Doelstelling
- We streven naar een financieringsstructuur van de gemeentelijke exploitatie en balans die duurzaam en solide is tegen zo laag mogelijke kosten.
- Een toewijzing van de algemene middelen die past binnen het rijksbeleid en de prioritering van Noordoostpolder.
- Waarborgen van de begrotingsflexibiliteit krijgt de komende jaren een prominente positie omdat het aandeel vaste activa op de balans substantieel zal toenemen.
- Het belang om te ondersteunen van het bijzondere karakter van het feit dat we als gemeente een inkomenbestedende huishoudingen zijn. Dat wil zeggen: het doel van gemeente Noordoostpolder is het tot stand brengen van voorzieningen en beleid voor burgers en niet inkomstenverwerving (winst maken).
- Het beleid ten aanzien van belastingen dient zowel ondersteunend te zijn aan de doelstellingen die gemeentebreed moeten worden bereikt als redelijk en billijk in omvang en druk voor burgers en bedrijven.
- De (meerjaren)exploitatie is duurzaam materieel sluitend en de balans is duurzaam houdbaar.
- De structurele en incidentele baten en lasten zijn strikt gescheiden door alle incidentele baten en lasten via reserves te geleiden.
Reguliere bedrijfsvoering
Treasuryfunctie
Treasury is het bewaken van geldstromen, beleggingen, uitstaande middelen, aangetrokken middelen (leningen), waarborgen en garanties. Hier wordt in meer detail op ingegaan in de paragraaf financiering. Wanneer in de komende jaren grotere investeringen worden gedaan, zoals deze in Voorzien in Vastgoed en in de grondexploitaties zijn opgenomen, zal de structuur van de balans wijzigen. Bezittingen nemen toe, maar de liquiditeitspositie en ook de solvabiliteitspositie verminderen. Wanneer alle vastgestelde raadsdoelstellingen met de geplande fasering de komende jaren worden gerealiseerd, moeten wij leningen aantrekken. Voor de voorzieningen, die wij duurzaam willen garanderen en waarvan de lasten structureel in de begroting gedekt moeten zijn, worden leningen aangetrokken op basis van projectfinanciering. Dit is essentieel om deze voorzieningen te kunnen blijven garanderen, maar ook om de leningen weer af te kunnen lossen, voldoende begrotingsflexibiliteit te houden en afhankelijkheid van vreemd vermogen binnen redelijke normen te houden.
Inning van gemeentelijke belastingen en heffingen
Wij innen belastingen en retributies op bepaalde voorzieningen. Er zijn drie verschillende typen te onderscheiden namelijk: de algemene belasting, bestemmingsbelasting en retributies. De algemene belasting wordt in dit programma verantwoord en kan vrij worden ingezet voor de gemeentelijke taken, de belangrijkste algemene belasting is de onroerendezaak belasting. Bestemmingsbelastingen zijn belastingen waarbij de opbrengsten zijn bestemd voor een specifieke taak of voorziening en mogen niet meer dan kostendekkend zijn, voorbeelden zijn de rioolheffing en afvalstoffenheffing, deze inkomsten zijn verantwoord in het programma Fysieke leefomgeving. De retributie is een vergoeding voor een dienst en mogen niet meer dan kostendekkend zijn, deze inkomsten zijn verdeeld over de verschillende programma’s. Meer informatie over gemeentelijke belastingen is te vinden in de paragraaf lokale heffingen.
Systematiek resultaatbestemming
De uitvoering van Voorzien in Vastgoed krijgt met de (meerjarenprogramma) begroting 2018 ( - 2021) vastere vorm. Onderdeel van de bijbehorende financieel-technische architectuur is dat het niet gebruikt budget ter dekking van de ViV realisatie van enig jaar, wordt toegevoegd aan de reserve ViV, subonderdeel egalisatiereserve. Deze toevoeging wordt geacht primitief besloten te zijn en is volgens het BBV een resultaatbestemming. Om een goed inzicht te geven in het voorgestelde aanvullende budget voor resultaatbestemming wordt ook het beleid hier kort samengevat weergegeven.
Het jaarrekeningresultaat waar de raad bij het behandelen van de jaarrekening over besluit is het resultaat dat ná bestemming dat na de volgende stappen tot stand is gekomen:
- het totaalresultaat vóór bestemming uit de programma’s één tot en met zes;
- de toevoegingen en onttrekkingen aan reserves vóór alle programma’s;
- het resultaat ná bestemming.
De toevoegingen en onttrekkingen die bij stap twee worden gezet en als primitief begroot worden gezien betreffen twee categorieën van reservemutaties. Het gaat om mutaties in de reserve met de formele bufferfunctie, zijnde de algemene reserve en mutaties op de reserves met een egalisatiefunctie.
Op één specifiek beleidsonderdeel is een bijzondere regel van toepassing en dat is dat de geactiveerde investeringssom van geactiveerde lasten van beweegbare bruggen zo snel mogelijk wordt afgeschreven. Dat gebeurt door middel van het inzetten van de jaarrekeningresultaten tot dat de investeringssom is afgeschreven. Als gevolg van de BBV2016 kan deze systematiek niet meer worden gehanteerd en dient het beleid voor vervanging van beweegbare bruggen (niet zijnde de Marknesserbrug, daarvoor is de dekking geregeld)te worden herzien.
Een sluitende meerjaren- programmabegroting
De (meerjaren) begroting is duurzaam materieel sluitend. Dit betekent structureel en reëel in evenwicht. Jaarlijks wordt met de Perspectiefnota het bestaande beleid samen met de voorgestane wijzigingen, nieuwe inzichten en wet- en regelgeving tegen elkaar afgewogen. De komende jaren wordt gekoerst op een houdbaar evenwicht tussen de investeringen enerzijds en schuldafhankelijkheid en begrotingsflexibiliteit anderzijds. Wij streven naar een vermogens- en begrotingssamenstelling die een weerspiegeling is van het karakter van inwoners en bedrijven in relatie tot het gewenste voorzieningenniveau en de lokale lastendruk, passend binnen ons beleid en wet- en regelgeving. In de begroting is een adequaat budget opgenomen voor onvoorziene lasten. Actuele ontwikkelingen kunnen binnen zekere grenzen nog relatief laat (september) worden opgenomen in de primitieve begroting.
Begrotingseffecten budgetneutraal begroten sociaal domein
De afgelopen drie jaren is van uit het Rijk duidelijk geworden dat verschillend wordt gecalculeerd voor de drie gedecentraliseerde taken, waarbij voor de begroting 2018 en verder, met name de budgettering voor Jeugd in de verdrukking komt. Om gevolg te geven aan het budgettair neutraal begroten van het sociaal domein conform het collegeprogramma, betekent dit voor de begroting van 2018 en verder dat de overschotten van € 1,1 miljoen uit het autonoom uitvoeren van de taken van de Wmo 2007 en € 0,4 miljoen uit de taken van de Wmo2015 worden overgeheveld naar de budgetten voor jeugdzorg. Tot en met de begroting van 2017 werd een zelfde resultaat bereikt via mutaties in de Koepelreserve sociaal domein.
Voor de decentralisatie van Participatie geldt dat deze taak grosso modo budgettair neutraal kan worden uitgevoerd. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met een financieel risico voor de uitfasering van de Wet Sociale Werkvoorziening. De voorlopige conclusie ten aanzien van de budgettering voor alle drie decentralisaties samen is dat het Rijk € 2,9 – € 0 - 0,4 = € 2,5 miljoen te weinig budget geeft om deze taken budgettair neutraal uit te voeren.