Voor het opstellen van de programmabegroting 2018–2021 wordt voor het komende begrotingsjaar een aantal richtlijnen en uitgangspunten voorgesteld (bijvoorbeeld voor de grondprijzen). Deze zijn te vinden in bijlage 1. In het kort wordt het prijspeil in de materiële sector hetzelfde gehouden als in de programmabegroting 2017, plus 1,6% inflatiecorrectie, wat onverlet laat dat we wél reëel ramen. Afwijkingen worden toegelicht en gemotiveerd. Ook de salariskosten ramen we in de programmabegroting op het niveau van 2017, plus 2,1% correctie voor salarisniveau en premies, op basis van de toegestane formatieomvang. De tarieven – OZB-tarieven, afvalstoffenheffing, rioolheffing – zullen worden behandeld in hoofdstuk 4 (bij programma Financiën).

Voor het opstellen van de programmabegroting 2018–2021 worden voor het komende begrotingsjaar de volgende richtlijnen gehanteerd:

  1. Het prijspeil in de materiële sector is hetzelfde als in de programmabegroting 2017, plus 1,6% inflatiecorrectie; dit laat onverlet dat we wél reëel ramen (afwijkingen van materieel belang worden toegelicht en gemotiveerd).
  2. In het algemeen geldt het prijspeil van de programmabegroting 2017, plus 1,6% inflatiecorrectie voor subsidies, de gemeenschappelijke regelingen en dergelijke, tenzij deze rechtstreeks zijn gekoppeld aan (bepaalde) personeelskosten of onder budgetfinanciering vallen, exclusief de zogenaamde waarderingssubsidies.
  3. De salariskosten ramen we op het niveau van 2017, plus 2,1% correctie voor salarisniveau en premies, op basis van de toegestane formatieomvang.
  4. We hanteren een loonsom stijging van 2,1% voor de gesubsidieerde instellingen.
  5. We gaan voor het berekenen van de hoogte van de subsidies aan grote instellingen uit van een gewogen gemiddelde van de inflatiecorrectie voor materiële budgetten en de correctie voor lonen, namelijk 1,975%.
  6. We houden rekening met de door de raad vastgestelde perspectiefnota's.
  7. We houden ook rekening met de in de programmabegroting 2017–2020 vastgestelde bezuinigingen.
  8. Vervangingsinvesteringen en nieuw beleid ramen we in de primitieve programmabegroting 2018–2021.
  9. Investeringen met een maatschappelijk nut kennen veelal een afschrijvingsreserve.
  10. De tarieven voor de gemeentelijke belastingen, retributies, rechten en gebruiksvergoedingen worden bij het aanbieden van de begroting definitief behandeld (uitgangspunt is kostendekkendheid en/of inflatiecorrectie). Voor de toeristen- en watertoeristenbelasting geldt dat het tarief op basis van het ingediende en aangenomen amendement van de fracties van ONS, D66 en PvvP niet wordt verhoogd.
  11. Conform het beleid voor incidentele baten en lasten wordt de incidentele (netto)opbrengst van de OZB verantwoord onder de reserve Beleidsplan.
  12. De grondprijzen voor woningbouw en bedrijventerreinen worden door het college vastgesteld in de grondprijzenbrief en ter informatie gestuurd aan de raad(scommissie).
  13. We hanteren een rentepercentage van 0% voor nieuwe investeringen en voor de gebruikelijke reserves wordt een inflatiepercentage van 1,6% gehanteerd.
  14. We hanteren een rentepercentage van 1,03% voor de grondexploitaties.
  15. Voor investeringen met een economisch nut, niet zijnde gebruiksgoederen, is  projectfinanciering het uitgangspunt, met een rentepercentage van 2,8%.
  16. Investeringen met een maatschappelijk nut worden in de basis gefinancierd met gegenereerde en te genereren middelen uit vrije kasstromen.
  17. De MVA-gerelateerde baten en lasten hebben een incidenteel karakter en worden conform het vigerende grondbeleid en algemene beleid ten aanzien van de scheiding van incidentele en structurele baten en lasten ten gunste, dan wel ten laste van de algemene reserve Grondexploitatie gebracht.
  18. We ramen de gevolgen van areaalvergroting reëel alsmede de overige ontwikkelingen uit de meerjarenramingen.
  19. De overhead wordt extracomptabel toegerekend aan producten die tariefgerelateerd zijn over het totaal van de lasten per tariefgerelateerd product. Voor de grondexploitatie geldt een uitzondering en wordt de overhead intracomptabel verwerkt. De overhead die intracomptabel aan grondexploitaties is toegerekend, wordt conform het bestaande beleid berekend over de toegerekende aantal uren.
  20. De toerekening van apparaatskosten van de ambtelijke organisatie aan investeringen, bouwgrondexploitaties en derden ramen we op basis van urentoerekening op het niveau van 2017.
  21. Per 1 januari 2018 hanteren we een inwonertal van 46.500 voor uitgaaf en inkomstenramingen (inclusief het AZC Luttelgeest voor ca. 500 inwoners).
  22. Uitgangspunt is dat de inflatiecorrectie en de correctie voor salarisniveau en premies worden opgevangen door een bijstelling van de algemene uitkering; daarbij houden we in het achterhoofd dat hoogte en omvang van het gemeentefonds op dit moment nog onzeker is.