De voorliggende begroting maakt het mogelijk dat de goede zorg en aandacht die wordt geboden aan hen die dat nodig hebben, verder wordt verbeterd. De komende jaren gaat een belangrijk deel van onze aandacht uit naar preventie, om de noodzaak en behoefte aan zorg zo beperkt mogelijk te houden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning, participatie en het voorkomen dat kinderen zonder kwalificatie hun schoolperiode afronden. De taken in het sociaal domein die wij als gemeente hebben, willen wij invullen op een manier die niet alleen passend is bij de wensen en behoeften van onze inwoners, maar ook effectief en passend bij de middelen die wij daar voor hebben in de komende begrotingsperiode.

Vóór 2020 kan geen eindbeeld geschetst worden van de relatie tussen de gedecentraliseerde (integratie)budgetten en de lasten van de uitvoering van het beleid dat nodig en effectief wordt geacht voor onze inwoners. Dat komt doordat de transitie nu wel heeft plaatsgevonden, maar de transformatie nog niet.

In het transformatieproces moet duidelijk worden wat de te realiseren voordelen zijn op inkoop, zorgindicatie en preventie. De afgelopen drie jaren is vanuit het Rijk duidelijk geworden dat verschillend wordt gecalculeerd voor de drie taken, waarbij voor de begroting 2018 en verder, met name de budgettering voor Jeugd in de verdrukking zit. Gezien de verwachte rijksuitkeringen voor de komende vier jaren, zal een andere invulling gegeven moeten worden aan het begrip budgettair neutraal begroten van de drie gedecentraliseerde taken dan zoals het Rijk dat ziet.

De tekst van ons coalitieakkoord 2014 – 2018 luidt:
‘Wij geven het college de opdracht om de overheveling van taken van het Rijk naar gemeenten (decentralisaties) budgetneutraal uit te voeren. Wanneer dit niet toereikend blijkt te zijn, zal het college eerst de rijksoverheid aanspreken. Wanneer de kwaliteit van de geleverde zorg in Noordoostpolder desondanks op een onaanvaardbaar laag niveau komt te liggen, is lastenverzwaring de laatste optie’.

Dit college houdt niet van wachten maar van daden. Wij kunnen en willen niet langer wachten op Den Haag, maar blijven wel met hen in gesprek, onder andere door deelname in VNG-commissies. Lastenverzwaring vinden wij ook geen goede optie om de financiering van de gedecentraliseerde taken duurzaam te regelen. Door met ingang van 2018 de integrale budgetneutraliteitbenadering, en rekening houdend met de verwachte bijstellingen door het Rijk van budgetten voor de bijstand voor de komende jaren, ontstaat begrotingsevenwicht. Het in enge zin verlaten van budgetneutraliteit voor de drie gedecentraliseerde taken van het Rijk en het doorvoeren van budgetneutraliteit voor het brede sociaal domein, zorgt er voor dat het uitgangspunt, van een duurzaam materieel sluitende (meerjaren)exploitatie op basis van reëel begroten, gestand wordt gedaan.

Het formeel effectueren van die budgetneutraliteit conform het collegeprogramma betekent voor deze begroting dat het surplus van de Wmo2015 budgetten ad € 0,4 miljoen naar de budgetten voor jeugdzorg vloeit. Als gevolg van de stroomlijning waarvoor wij hebben gekozen, vloeit het surplus van onze eigen Wmo 2007 budgetten, dat € 1,1 miljoen bedraagt, eveneens naar de budgetten voor jeugdzorg. Het effect voor het begrotingsresultaat, het jaarrekeningresultaat en de koepelreserve sociaal domein is per saldo hetzelfde als de tot nog toe gehanteerde werkwijze, omdat nog steeds de afzonderlijke overschotten en tekorten zullen worden gesaldeerd en worden toegevoegd of onttrokken aan de koepelreserve sociaal domein. De voorlopige conclusie ten aanzien van de budgettering voor de drie decentralisaties is dat het rijk gemeente Noordoostpolder € 2,9 (jeugd) –
€ 0 (participatie)  - 0,4 (Wmo 2007) = € 2,5 miljoen per jaar te weinig budget geeft om deze taken budgettairneutraal uit te voeren. Voor deze begroting zijn daarom de volgende maatregelen doorgevoerd:

  • De gestroomlijnde budgetneutraliteitbenadering voor het sociaal domein houdt in dat gemeente Noordoostpolder € 1,1 miljoen van haar autonome budget uit de WMO 2007, welke algemene middelen zijn, en € 400.000 van het budget uit de Wmo2015, overhevelt naar de budgetten voor jeugdzorg.
  • Naast deze effectuering dient de transformatie van beleid en uitvoering in een lagere last van € 1,4 miljoen te resulteren over een realisatieperiode van drie jaren. De transformatie wordt wenselijk en haalbaar geacht.
  • De drie decentralisaties en het sociaal domein worden niet meer als iets aparts gezien in onze begroting, maar als één van onze taken die integraal wordt gewogen bij het opstellen en vaststellen van de begroting.
  • Vanuit de gedachte dat het sociaal domein een integraal onderdeel is van de gemeentelijke taken en budgetneutraliteit geen doel op zich is, kan het willen afschaffen van de Koepelreserve Sociaal Domein bij een volgende begroting worden heroverwogen.